“Miss? Miss…? Excuse me, miss..?”
Ik voel zachtjes een hand op m’n schouder. Geschrokken schiet ik snel overeind: Oei, ik moet daar toch heel eventjes in slaap zijn gedommeld! Ik kijk verward op en zie een stewardess naast me staan. Met een allervriendelijkste glimlach vraagt ze me of ik de rugleuning van mijn stoel weer recht wil zetten. We gaan namelijk alweer landen.
Jeetje wat voel ik me brak. Brakker dan hoe ik me ooit eerder na een vliegreis heb gevoeld. En dat terwijl we “slechts” vanaf Sri Lanka zijn gevlogen, niet eens zoals gewoonlijk vanuit het veel verder gelegen Europa! Maar het was een vlucht waar je u tegen zegt…
Om 9 uur ’s ochtends was onze reisdag namelijk al officieel begonnen, toen we in Hikkaduwa op de bus stapten richting het vliegveld van Colombo. Tegen de tijd dat we ’s avonds om 23.00 eindelijk op het vliegtuig zaten hadden we er dus al aardig wat reis uurtjes op zitten! En dan te bedenken dat het ergste deel nog moest komen… Namelijk in het holst van de nacht in Maleisië aankomen, waar we 5 uur lang op het vliegveld mochten wachten tot we opnieuw konden boarden voor nog een laatste 2 uurtjes in de lucht.
De eerste vlucht die slechts 4 uur duurde was eigenlijk al te kort om écht te kunnen slapen. En de laatste vlucht vanaf Maleisië al helemaal. We hebben dus zo goed en zo kwaad als het ging die 5 uur “overlay” proberen te gebruiken om toch wat uurtjes in dromenland door te kunnen brengen. Wat er uiteindelijk in resulteerde dat we in professionele zwerverstijl op de grond in de vlieghaven onder een sjaal hebben liggen tukken. Reizen. Je moet er wat voor over hebben…
Maar een dikke 24 uur later zijn we nu eindelijk op onze eindbestemming aangekomen! Ik pak snel mijn handbagage en schuivel achter de menigte aan, het vliegtuig uit.
“Gaat het, lief?” vraag ik Dennis. Hij kijkt me aan, zijn ogen ook nog tot spleetjes, maar ik zie daarbij een grote grijns rond zijn mond. Die grijns ken ik. Het is zijn “Niks kan me nog schelen, want -JOEPIE- we zijn weer in een nieuw land“-grijns. Met hem zit het dus wel goed.
De volgende paar uurtjes gaan volledig aan me voorbij. Hoe we, eigenlijk verrassend snel, onze visa bij de douane krijgen, daarna eerst maar in de aankomsthal een koffietje naar binnen gooien, om vervolgens op de rete moderne trein te stappen richting het centrum, snel naar ons hotel. Al deze stappen doorlopen we in complete zombiestijl, meer dood dan levend, maar wel keurig snel en zonder problemen.
Pas in onze hotelkamer, nadat we beide weer lekker fris en fruitig gedoucht zijn, begin ik eindelijk weer een beetje terug in het land der levenden te komen. En mijn maag ook, ik heb me toch opeens een schreeuwende honger! En dus zoeken we het eerste de beste eettentje op, om tegelijkertijd ook eindelijk die heftige laatste 30 uur te kunnen laten bezinken.
“Can we have two nasi goreng, please?” vraagt Dennis aan het kleine dametje van het eettentje.
“Satu?” vraagt het dametje terug.
“Tidak, dua,” antwoord ik, daarbij 2 vingers in de lucht gestoken.
We zetten ons neer op de kleine plastic stoeltjes en mevrouw geeft ons beide alvast een glas water.
“Terima Kasih!” zeg ik en begin gulzig te drinken, totdat ik een fractie later opeens besef in welke taal ik dit korte gesprekje al bijna volautomatisch aan het voeren ben. En met die paar simpele woorden die het dametje en ik zojuist met elkaar uitgewisseld hebben, slaat hij opeens in als een bom: “Het besef“, welke door de vermoeidheid tot dan toe eigenlijk nog was uitgebleven.
Ik kijk eindelijk eens goed om me heen, hoe we hier naast een druk kruispunt aan dat kleine tafeltje zitten. Ik zie weer vele hoofddoeken, dit keer met sarongs en gebatikde overhemden, afgewisseld met jeansbroeken en t-shirts met hippe opdrukken. Ik hoor het getoeter van de motorbikes en de auto’s. Een becak chauffeur die iets onverstaanbaar roept, met achterop zijn voertuig een roodwit vlaggetje die fier heen en weer wappert in de wind. Ik ruik een vaag bekende geur van Indisch eten, gemengd met het overheersende zoete en kruidige aroma van de kreteksigaretten die iedereen hier wel lijkt te roken. En poehee, wat is het hier toch ook weer warm!
Met grote ogen kijk ik Dennis aan. Hij ziet dat het kwartje eindelijk bij mij aan het vallen is en kijkt mij daarop weer aan met die welbekende grote grijns van hem. En terwijl het dametje twee nasi goreng voor ons neus zet geven we elkaar dan ein-de-lijk en vol overgave een enthousiaste high five.
“YEAH BABY! HET IS ONS GELUKT! WE ZIJN IN INDONESIË!!!”
Laat het avontuur dan nu maar eindelijk beginnen!










Geland in de Big City Medan, op het gigantische eiland Sumatra, besluiten we om eerst helemaal noordelijk te reizen, om vanaf daar al zigzaggend in zuidelijke richting Sumatra door te gaan trekken.
En alsof we nog niet genoeg gereisd hebben de afgelopen dagen, zal onze eerste reisdag meteen weer een dikke 17 uur duren, van becak tot nachtbus tot boot. Maar het gaat het waard zijn! Want onze volgende bestemming is een afgelegen, paradijselijke “Hidden Gem”, waar maar weinig toeristen de moeite voor nemen om er helemaal naar toe te reizen…
Stay tuned!
4 september 2019 at 20:58
Wat een vet gave foto’s , we volgen jullie met heel veel plezier.
LikeLike