Het komende stukje staat al een aantal dagen op m’n tablet. Het was niet geschreven als “babbel” voor op onze website, maar als persoonlijke gedachtekronkel waarvan ik de behoefte had om die van me af te schrijven. Het was eigenlijk niet eens bedoeld om online te zetten. Het is geen reisverslag, het is geen boodschap aan de wereld, maar gewoon ik en mijn emoties op papier.

Zojuist is er een minuut stilte gehouden aan de andere kant van de wereld. Een land met nog geen 17 miljoen inwoners is volledig in de rouw. Het is míjn landje. En ik rouw mee, vanaf hier aan de andere kant van de wereld, om alle ellende dáár en om alle ellende overál op de wereld. Daarom heb ik besloten om nu toch dit stukje te posten…

———

Het is een doodgewone dag in ons inmiddels al bijna doodgewone nieuwe leventje in Azië. Ik ben bezig met mijn niet zo heel erg Aziatisch Aziatische ontbijt, banana pancakes, terwijl ik vluchtig nog even het laatste nieuws doorneem via de apps op m’n tablet.

Een aantal dagen geleden had het nieuws over de vliegtuig crash ons ook bereikt. “Een compleet vliegtuig neergehaald, op weg naar Azië.” Damn, dat hadden wij kunnen zijn! Maar gelukkig zijn wij het niet…. Boven Oekraïne is het gebeurd, hoorde ik. Wowww, wij vlogen met Ukraine air Lines en hadden een tussenstop in Kiev. En of ik het nou wilde of niet, weer flitste dezelfde gedachte even door mijn hoofd: “Verdorie dat hadden wij kunnen zijn!” Maar gelukkig zijn wij het niet… Even later hoorde ik nog meer details: Vliegtuig vertrokken vanuit Amsterdam. Bijna 300 doden, waarvan het grootste deel Nederlanders. Jeetje, dat hadden toch écht wij kunnen zijn….

Maar wij zijn het gelukkig niet….

Ik stond even stil bij dit vreselijk gebeuren. Ik dacht aan de mensen in het vliegtuig en welke doodsangsten ze hebben moeten doorstaan tijdens die laatste langste minuten van hun leven. Ik dacht aan de nabestaanden welke ze misschien nog vrolijk hebben staan uitzwaaien: “Veel plezier, geniet ze!” en “Laat je even weten als je veilig bent aangekomen?”

Heel eventjes voelde ik een onbeschrijfelijke emotie als een schok door m’n lijf gaan. Het bezorgde me rillingen. Ik dacht aan de bijna 300 levensloze lichamen die daar nu moesten liggen, daar waar het vliegtuig was gecrasht. Iemands broer, dochter, geliefde, ouder. Al die voor mij onbekende mensen, zonder gezicht en zonder naam. Ik keek Dennis een moment verdrietig aan bij het horen van dit nieuws: “Wat vreselijk erg hè?” En we gingen daarna gewoon weer verder met onze dagdagelijkse dingen in ons al bijna doodgewone nieuwe leventje hier in Azië.

Ik ben halverwege m’n banana pancake, terwijl ik een artikel voorbij zie komen over de Gazastrook. Ik lees over de honderden doden, en duizenden gewonden. Mensen in alle leeftijdscategorieën, vrouwen, mannen, kinderen. Voor mij onbekende mensen, zonder naam en zonder gezicht. Ik zie doodgebloedde kinderen met afgerukte ledematen. Onschuldige burgers, simpelweg afgeslacht, in een “oorlog” die niemand lijkt te snappen, een oorlog die niemand lijkt te kunnen of te willen stoppen. Zoveel mensen die dag en nacht in angst leven.

Gelukkig zijn wij het niet...

Ik denk aan zoveel verschillende andere rampen, zo veel slachtoffers, al het onrecht en zoveel onbegrijpelijk leed. Onrechtvaardigheid elke dag opnieuw, een ver-van-je-bed-show, maar stiekem vaker nog dichterbij dan je denkt, en in alle soorten bizarre situaties.

Ik denk terug aan de artikelen die ik bijvoorbeeld heb gelezen hier in Thailand. Over de vele etnische minderheden in dit land, ook wel beter gekend als de hilltribes. Het zijn vluchtelingen vanuit buurlanden die zich verstopten in de Thaise bergen, in de hoop om daar een beter leven op te kunnen bouwen.

Ik denk aan hun jarenlange zware bestaan hier op de vlucht, hoog in de bergen, een bestaan dat blijkbaar nog altijd beter zou moeten zijn dan in het land waaruit ze gevlucht waren. Geen erkenning- of bestaansrecht hebben in dit nieuwe land, dus geen kans op ontwikkeling, groei of een betere toekomst. Geen recht op gezondheidszorg, werk of educatie. Genoodzaakt zijn om als nomaden door de jungle te trekken, telkens hun opgebouwde leventje achter moeten laten om weer van nul te beginnen.

Elke tour operator biedt excursies aan naar deze hilltribes, zodat sommige dorpen werkelijk zijn veranderd in “human zoo’s”. Het zijn dezelfde tour operators die dit soort excursies aanbieden in combinatie met olifanten ritjes of tijgerknuffelsessie. Tijgers die gedrogeerd worden tot makke schapen zodat ze braaf aan je voeten blijven liggen. Olifanten die als kalf bij hun moeder zijn weggekaapt waarbij hun halve familie werd afgeslacht. Vervolgens dusdanig worden gemarteld en geteisterd totdat ze letterlijk en figuurlijk breken waarna ze als getraumatiseerde “tamme” dieren ingezet kunnen worden voor het entertainen van de ene onwetende toerist na de andere. Zoveel slachtoffers die niet algemeen bekend staan als slachtoffer.

Maarja, wij zijn het gelukkig niet….

Ik surf nog wat door in medialand en zie een krantenkop voorbij komen waarbij één van de slachtoffers van de vliegtuigcrash wordt uitgelicht. Een jongeman, 30 jaar oud, leerkracht Nederlands, een zeer geliefde leerkracht blijkt uit de krantenkop. Één onbekend slachtoffer die hierdoor nu een naam en een gezicht krijgt.

Terwijl ik het artikel vluchtig doorlees, valt mij de naam op van deze leerkracht: Laurens van der Graaff. Ik herhaal de naam hardop in mijn gedachte, terwijl er onbewust kippenvel op m’n arm verschijnt.

Laurens…”

Snel scroll ik door tot ik een foto zie, en terwijl mijn hersenen de bewuste info nog aan het verwerken zijn, reageert de rest mijn lichaam al een fractie sneller bij het herkennen van het gezicht van deze jongeman. Ik laat de vork uit mijn handen op mijn bord kletteren en mijn hart slaat een slag over. Fuck… dat is gewoon Láurens…!

Het wordt me allemaal even teveel. Want ik realiseer me maar al te goed dat wij het wél zijn. Wij zijn zélf de slachtoffers maar tegelijkertijd ook net zo goed de daders. Wij zijn de onbekende mensen zonder gezicht en zonder naam. Bewust van al het leed wat er om ons heen gebeurt, maar staan tegelijkertijd ook als eerste klaar om met de beschuldigende vinger de andere kant op te wijzen: “Wij zijn het niet”.

Wij, die elke dag opnieuw moorden, misbruiken, en mishandelen. Wij, die de aarde uitputten en vervuilen. Wij, die manipuleren en propageren. Met z’n allen staan we zo sterk en tegelijkertijd zo vreselijk machteloos. Ik voel me verdrietig, boos maar voornamelijk ook schuldig, want terwijl ik hier nu verdrietig zit te zijn om alle ellende in de wereld, weet ik dat ik straks weer doodleuk verder zal gaan met de dagdagelijkse dingen in ons inmiddels al bijna doodgewone leventje hier in Azië.