Ik vind mijzelf best vriendelijk. Als ik een winkel binnen kom groet ik het personeel, bij het uitstappen van de bus zwaai ik via de binnenspiegel naar de chauffeur en een vreemdeling op straat geef ik zo nu en dan zonder moeite een welgemeende glimlach, gepaard met een licht hoofdknikje. De ontvanger van deze vriendelijkheid zou misschien zelfs wel voor een moment kunnen denken: “Goh, wat een aardig meisje”. Want dat soort spontane vriendelijkheid zijn we gewoon niet meer zo gewend.

Maar soms heb ik van die dagen dat mijn hoofd er niet naar staat. Stress, haast, druk, je kent het wel. Of gewoon chagrijnig. Van die momenten dat je heerlijk hardop in jezelf loopt te mopperen op het maakt niet uit wat, en je totaal geen oog hebt voor wat er allemaal om je heen gebeurt. Op dat soort momenten zijn mijn gratis glimlachjes en spontane begroetingen ver te zoeken en doe ik mijn dagelijkse dingen met oogkleppen op, lekker in mezelf gekeerd. Het liefst zelfs met oordopjes in mijn oren, met mijn favoriete muziek op, totaal afgesloten van de buitenwereld. Niemand die me dit waarschijnlijk kwalijk neemt of denkt: “Jemig, wat een onvriendelijk meisje!”. Nee hoor, ik gedraag me net zoals zovele; enkel bezig met zichzelf en wat anderen om ons heen doen valt ons nauwelijks op.

Behulpzaam. Gastvrij. Geïnteresseerd. Hoffelijk. Het zijn nog wat van die kenmerken die we allemaal in bepaalde mate nog wel bezitten, maar die soms ergens op de achtergrond zijn geraakt en welke we enkel nog maar in gedoseerde scheutjes vrij durven te geven. Vooral niet te veel, want “op onzelfzuchtige basis” de medemens helpen doe je al vaak genoeg, door dat ene goede doel maandelijks financieel te steunen. Het kan te gek ook natuurlijk. Is het daarom misschien dat wij zo overdonderd zijn door de ongekende vriendelijkheid die we hier in Azië tegenkomen? Omdat we zoveel liefelijkheid gewoon niet meer kennen?

Al meerdere keren zijn we overspoeld geweest door de behulpzaamheid, warmte en gastvrijheid van vele locals . Voornamelijk in van die kleine, ver weggelegen gehuchten. De twee jongetjes bijvoorbeeld, in het dorpje waar we wat verkoeling zochten in de schaduw bij een beekje. Die, toen ze zagen dat ons flesje meegebrachte drinken op was, snel naar wat huizen verderop renden om terug te keren met twee bekertjes water. Één voor mij en één voor Dennis. De vele vriendelijke oude opaatjes die ons al ontelbare keren rijstwijn aanboden, in kleine shotglaasjes, om samen met hen te kunnen proosten. Of die mevrouw die ons in haar bescheiden huisje uitnodigde toen we eens voor haar deur aan het schuilen waren voor ’n heftige moesson regenbui. Keer op keer zijn we weer verrast door al die vriendelijke gebaren, die je niet alleen in de kleine dorpjes tegenkomt, maar ook zelfs vaak in de grote stad…

We zijn na een paar dagen toeren weer aangekomen in de bewoonde wereld. In Cao Bang, de hoofdstad van één van de meest noordelijke provincies van Vietnam. Na een tijdje in de country side van Vietnam doorgebracht te hebben, is het fijn om weer even in de stad te vertoeven. Alhoewel, “stad”…? Verwacht in Cao Bang geen metropool-achtige taferelen zoals in Bangkok of Hanoi. Slechts 45000 inwoners, geen bruisend nachtleven of hectisch stadssfeertje, maar vrij rustig en kleinschalig. Hier vind je geen grote trekpleisters of must sees, en mede door z’n noordelijke ligging is dit dus niet ‘n stad waar je “zomaar” even naar toe gaat. Laten we hem voor het gemak even het Den Helder of het Roeselare van Vietnam noemen; écht zo’n stad waar je als buitenstaander eigenlijk niks te zoeken of te vinden hebt! Maar het is de dichtstbijzijnde stad richting onze roadtrip-doelstelling nr 1: De Ban Gioc waterval, de grootste waterval van Vietnam, exact op de grens met China gesitueerd.

Na flink wat back to basic dagen in niemandsland, besluiten we om het er hier maar even van te nemen. De noodlesoep komt inmiddels onze neus uit, en na een paar nachten op een matje op de grond geslapen te hebben (en met je kont uren op een zadel gezeten te hebben), verlangen onze stijve lijfen ook wel weer naar een lekker zacht bed. En doe ons ook meteen maar een goeie douche!! Sliepen we afgelopen week voornamelijk mega goedkoop (accomodaties van soms slechts €2,- per nacht), vanavond willen we volledig los gaan. Een poepie sjiek hotel is al snel gevonden, en nadat we de kamer hebben gezien én de prijs, gaan we volledig uit ons dak. Donsdekens! Airco! Flatscreen en minibar! Maar het mooiste van al… een inloopdouche, mét tropische-jungle-regenbui-douchekop! Wauw, zoveel luxe, en dat voor slechts €6,- per persoon. Dat is zonder twijfel het grootste pluspunt van dit soort stadjes; de super prijs/kwaliteit verhouding vind je nergens beter. Veel keuze en (nog) niet duur.

We gaan meteen maar voor de full monty en besluiten om lekker ordinair Westers te gaan eten. Ons oog is gevallen op een klein pizza tentje waar een échte Vietnamese kok échte Italiaanse pizza’s uit een échte houtoven tovert. We raken al snel aan de praat met de eigenaar, aangezien hij de enige is die ietwat Engels spreekt, in tegenstelling tot zijn personeel. Deze jongeman (28 jaar) heeft pizza’s leren bakken van een Fransman en heeft samen met hem z’n eigen houtoven gebouwd om zo de beste authentieke smaak van Italië te kunnen nabootsen. En het werkt! We eten hier de beste pizza ooit!

Een beleefd, doch gezellig gesprekje vindt plaats. Aangezien hij als één van de weinige hier een beetje Engels spreekt vragen we hem meteen om wat advies over de stad. We zoeken namelijk een goeie mechanicus om Fred en Mr. Camino even na te kunnen laten kijken. Onze beestjes hebben hard moeten werken in de bergen en om ze in top conditie houden, willen we ze snel een kleine algemene check up beurt geven voordat we met een paar dagen weer niemandsland in gaan. Hij raadt ons zijn eigen vaste garage aan, nèt buiten de stad, eerlijk en niet duur. Een naam, adres en route beschrijving wordt ons gegeven. “Gaan jullie dat kunnen vinden?” Ja dat moet zo zeker wel lukken. Wat een vriendelijke jongen zeg. En zo behulpzaam ook.

Nu we toch bezig zijn, vragen we meteen ook even of hij weet of ze bij die garage Engels spreken. “Nee, waarschijnlijk niet.” Misschien wilt hij voor ons dan “algemene check up” op een briefje in het Vietnamees opschrijven? Voor het geval dat? Normaal kom je met wijzen en gebarentaal wel een heel eind, maar in deze situatie zal dat misschien wel lastig worden. En dan opeens, voor we het in de gaten hebben, komt zomaar weer die extreme behulpzaamheid de kop op steken. Zonder dat we het ook maar enigszins zagen aankomen. “Weet je wat, ik rij wel met jullie mee. Dan weet ik zeker dat jullie de juiste garage vinden, én dan kan ik meteen ook helpen als tolk.” We staan versteld. Horen we dat nou goed? (zijn Engels is namelijk niet al te sterk…). “Welneeeeee”, proberen we nog “da’s toch helemaal niet nodig!”. Maar onze pizzabakker staat er op “Dat is toch veel makkelijker!”. Om hem tijd en moeite te besparen stellen we voor om hem te bellen, indien we inderdaad hulp nodig blijken te hebben. Met de weg vinden of met het vertalen van bepaalde woorden. Zo kan hij gewoon z’n ding blijven doen, in plaats van helemaal met ons mee te moeten gaan. Maar hij blijft volhardend. “Mijn Engels is niet goed genoeg om te kunnen verstaan door de telefoon, dus ik ga wel gewoon met jullie mee.” Ietwat verward zitten we even later op de bike, hem braaf volgend naar de garage.

De motorbikes worden nagekeken, terwijl wij met z’n drietjes nog wat verder kletsen. Zijn droom is om eens naar Europa te kunnen reizen, om zo zijn Westerse kookkunsten te kunnen verbeteren. Als hij hoort dat Dennis een professionele kok is, is hij werkelijk verrukt! Zijn oogjes beginnen te twinkelen en een spervuur van vragen worden er de komende dertig minuten op Dennis afgevuurd. “Wat kook je het liefst?”, “Wat eten jullie in België?”, “Hoe maak je perfecte friet?”. Voordat we het weten zijn de bikes ready to go en kunnen we een klein testritje maken. Alles loopt weer als een zonnetje en als Dennis z’n portemonnee wilt trekken om te vragen hoeveel het kost, wijst de mechanicus richting onze pizzabakker. Heeft hij al betaald??? Nee dat kan niet hoor. Dat mág niet hoor! Maar onze pizzabakker kijkt ons aan met een grote glimlach en weigert om ons geld aan te nemen. “Ik trakteer!” Stom verbaasd kijken Dennis en ik elkaar aan. Over vriendelijkheid gesproken zeg! De rest van onze dagen in Cao Bang eten we elke avond pizza.

Lowbudget slaap plekje...
Lowbudget slaap plekje…
...maar wel eentje met een onbetaalbaar fenomenaal uitzicht!
…maar wel eentje met een onbetaalbaar fenomenaal uitzicht!
Pitstop!!
Pitstop!!
Geen rainshower voor Dennis...
Geen rainshower voor Dennis…
Onze vriendelijke pizzabakker geeft instructies aan de mechanicus
Onze vriendelijke pizzabakker geeft gratis instructies aan de mechanicus
Verwennerij!
Verwennerij!
De weg wacht alweer op ons
De weg wacht alweer op ons

Al deze gebeurtenissen zetten me aan het denken. Hoe zou je reageren op dit soort situaties als dit in Nederland zou gebeuren? Zou je deze extreem vriendelijke gebaren van wildvreemden dankbaar aannemen, of zou je jezelf argwanend afvragen wat er stiekem achter schuilt? En: Zou je zélf zo gastvrij of behulpzaam kunnen zijn? Hier zijn de mensen nog gewoon zo van nature, zonder rede en zonder zichzelf ergens vraagtekens bij te zetten over het hoe en waarom. Laten we met z’n allen proberen om ook ietsjes meer op die manier te denken, we kunnen er misschien nog wat van leren.

“Pay it forward”